De geschiedenis van de architectuur omvat haar technische, functionele en esthetische ontwikkeling in alle historische tijdperken, vanaf het begin van de menselijke bouwactiviteit tot heden.
De ontwikkeling van individuele stijltijdperken vindt plaats in overeenstemming met de klimatologische, technische, religieuze en culturele behoeften van een cultureel gebied. Als gevolg van veranderingen in een of meer vereisten en samen met technologische vooruitgang, veranderen ook architecturale stijlen. Dit proces versnelde steeds meer, vooral sinds de moderne tijd en industrialisatie. Met de uitwisseling van informatie bereiken de bouwstijlen andere regio’s. Lokale eigenaardigheden ontwikkelen zich en het begin en de duur van een tijdperk kunnen in de tijd variëren. De overgangen van de ene bouwstijl naar de andere zijn meestal vloeiend. In de hedendaagse architectuur is er een grote verscheidenheid aan stromingen en architectonische opvattingen die ruimtelijk en tijdelijk naast elkaar bestaan. In veel landen is hier (nog) geen overkoepelende term voor.
Gebouwen die gedurende decennia werden gebouwd, werden vaak gepland, vergroot, opnieuw gebouwd en aangepast aan de “mode” van die tijd door verschillende meesterbouwers. Dit maakt het moeilijk om de gebouwen één stijl toe te kennen. Sinds de moderne tijd hebben sommige architecten een bewuste keuze gemaakt voor eclecticisme, wat betekent dat ze vanaf het begin elementen van het gebouw in verschillende architecturale stijlen hebben gepland en uitgevoerd.
De bouwgeschiedenis van Europa en – daarvan afhankelijk – Noord-Amerika is goed onderzocht, zodat het een systeem van stijlelementen laat zien. Dit geldt niet voor veel andere culturen, bijvoorbeeld in Azië en Afrika, daar bouwstijltijdperken daar nog niet zijn onderzocht.